Was Jezus een profeet Of De zoon van God
Hey iedereen.
Ik wens juille allemaal Shalom ( volgoedheid van God en zijn genade en alles wat er bij hoort) ik wil met juille praten over De Here Jezus Christus. Was hij een profeet die grote wonderen deed of was hij De Zoon van de alleHoogste God.
De term zoon van God is niet zoals jij de naam heb van je Vader of moeder als hun Kind toen jezus die naam gebruikte wouden de joden hem dood makem omdat hij zich zelf gelijk maakte met God dus daarom heb ik de vraag aan juille? was jezus de zoon van God of een profeet. Ik laat juille zien in paar versen en hoofdstukken in de Bijbel oude en nieuwe testament
eerst de nieuwe testament
“In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God”.
kijk jezus is het woord
- Hij was “in den beginne”. Hij Zelf had nimmer een begin. In wat wij zouden kunnen noemen ‘het beginloze begin’, was Hij reeds.
- Hij was “bij God”. Dat wil zeggen: Hij was een afzonderlijk Persoon, levend bij God de Vader.
- Hij “was God”.
Johannes 5:23
“Opdat zij allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, Die Hem gezonden heeft
Dit vers zegt ons, dat de Zoon op dezelfde wijze en in dezelfde mate moet worden aanbeden en geëerd als de Vader. “Wie de Zoon niet eerst, eerst ook de Vader niet”. Als Jezus niet God was, zou deze uitspraak zonder meer godslasterlijk zijn.
Johannes 10:30:
“Ik en de Vader zijn één”
Mensen, die de godheid van Christus loochenen, verklaren dit vers door te zeggen dat Hij en Zijn Vader eensgeestes, eensgezind en eenswillend waren. Maar de Joden, die leefden in de tijd dat Jezus hier op aarde was, wisten beter. Zij wisten, dat de Heere Jezus met deze uitspraak bedoelde, dat Hij gelijk God was (vs. 31,32). Als de Joden Zijn woorden verkeerd begrepen hadden, dan had de Heere Jezus hun beschuldigingen gemakkelijk kunnen weerleggen, door te zeggen dat het allemaal op een misverstand berustte. Maar dat deed Hij niet, omdat zij exact begrepen hadden, wat Hij bedoelde!
Hebreeën 1:8
“Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scheper der rechtmatigheid is de scepter van Uw Koningschap”.
Hier lezen wij, wat God de Vader sprak tot de Zon. Hij noemde de Zoon God en zei tot Hem, dat Zijn troon zou duren tot in alle eeuwigheid en dat Hij in Zijn koninkrijk zou regeren met rechtmatigheid. In de verzen 10 tot 12 van ditzelfde hoofdstuk lezen wij verder dat God de Vader verklaard heeft, dat de Zoon alle dingen geschapen heeft, dat Hij eeuwig is en nooit zal veranderen.
1 Johannes 5:20
“Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven”.
Johannes 1:18
“De eniggeboren Zoon, Die aan de boezem des Vaders is”
De Heere Jezus was op aarde, toen Johannes deze woorden sprak, maar Hij was tegelijkertijd ook aan de boezem van de Vader. Zie ook Matth. 18:20 en 28:20.
Wij zien de almacht van de Heere Jezus in Mattheus 8:26, waar Hij een beval gaf aan de wind en de geloven, en er was een grote stilte.
Zie ook Matth. 26:18 en Fil. 3:21.
en all zijn uitspraken I am
zo kan ik nog 100 reden geven waarom jezus de zoon van God is
Nu gaan we in de oude testament kijken voor de profetie en de vervulling van de profetie en de eerst 7 namen van Genesis heb het in engels gedaan omdat ik het mooi vind haha
Onderwerp | Profetie | Vervulling van de profetie |
---|---|---|
1. Zaad van de vrouw | Genesis 3:15 | Galaten 4:4 |
2. Afstammeling van Abraham | Genesis 12:3 | Matteüs 1:1 |
3. Afstammeling van Isaak | Genesis 17:19 | Lucas 3:34 |
4. Afstammeling van Jacob | Numeri 24:17 | Matteüs 1:2 |
5. Afstammeling van Juda | Genesis 49:10 | Lucas 3:33 |
6. Afstammeling van Isaï | Genesis 11:10 | Romeinen 15:12 |
7. Afstammeling van David | Jeremia 23:5-6 | Matteüs 1:1 |
8. Gezalfd en eeuwig | Psalm 45:6-7; Psalm 102:25-27 | Hebreeën 1:8-12 |
9. Geboren in Bethlehem | Micha 5:1 | Lucas 2:4-5, 7 |
10. Tijd van zijn geboorte | Daniël 9:24-27 | Lucas 2:1-2 |
11. Geboren uit een maagd | Jesaja 7:14 | Lucas 1:26-27, 30-31 |
12. Aanbeden door herders | Psalm 72:9 | Lucas 2:8-15 |
13. Uitroeiing van kinderen | Jeremia 31:15 | Matteüs 2:16-18 |
14. Vlucht naar Egypte | Hosea 11:1 | Matteüs 2:14-15 |
15. De weg bereid | Jesaja 40:3-5 | Lucas 3:3-6 |
16. Voorafgegaan door een voorbode | Maleachi 3:1 | Lucas 7:24, 27 |
17. Voorafgegaan door Elia | Maleachi 4:5-6 | Matteüs 11:13 |
18. Bekend gemaakt als Zoon van God | Psalm 2:7 | Lucas 1:32; Matteüs 3:17 |
19. Bediening in Galilea | Jesaja 9:1-2 | Matteüs 4:13-16 |
20. De tempel wordt een rovershol in plaats van een bedehuis | Jesaja 56:7; Jeremia 7:11 | Matteüs 21:13 |
21. Een profeet (als Mozes) | Deuteronomium 18:15 | Handelingen 3:20, 22 |
22. Blinden, doven en lammen worden genezen | Jesaja 29:18; Jesaja 35:5-6 | Lucas 7:22; Matteüs 11:3-5 |
23. De Messias is zachtmoedig en zachtaardig | Jesaja 42:2-3; Jesaja 53:7 | Matteüs 12:18-20; Matteüs 11:29 |
24. Bediening onder de heidenen (niet-joden) | Jesaja 42:1; Jesaja 49:1 | Matteüs 12:18-21; Lucas 2:32 |
25. De gebroken harten zullen verbonden worden | Jesaja 61:1-2 | Lucas 4:18-19 |
26. Hij zal voorbede voor de mensen doen | Jesaja 53:12; Jesaja 59:16 | Romeinen 8:34; Hebreeën 7:25 |
27. Afgewezen (verworpen) door zijn eigen volk, de joden | Jesaja 52:3; Jesaja 8:14; Jesaja 28:16; Psalm 118:22 | Johannes 1:11; Lucas 23:18; Handelingen 4:11; 1 Petrus 2:6-8 |
28. Priester naar de ordening van Melchisedek | Psalm 110:4 | Hebreeën 5:5-6 |
29. Triomfantelijke intocht | Zacharia 9:9 | Marcus 11:7, 9, 11 |
30. De Messias zal niet geloofd worden | Jesaja 53:1 | Johannes 12:37-38 |
31. Schapen van de Herder verstrooid | Zacharia 13:7 | Matteüs 26:31 |
32. Verraden door een vriend | Psalm 41:9; Psalm 55:12-13; Zacharia 13:6 | Lucas 22:47-48; Matteüs 26:49-50 |
33. Verraden voor 30 zilverstukken | Zacharia 11:12 | Matteüs 26:14-15 |
34. Het geld voor het verraden (30 zilverstukken) gebruikt om het potterbakkersveld te kopen | Zacharia 11:13 | Matteüs 27:6-7 |
35. Stil tijdens beschuldigingen | Jesaja 53:7 | Marcus 15:4-5 |
36. Bespuugd en geslagen | Jesaja 50:6 | Matteüs 26:67; Matteüs 27:30 |
37. Gegeseld | Jesaja 53:5 | Matteüs 27:26 |
38. Gehaat zonder reden | Psalm 35:19 | Johannes 15:24-25 |
39. Plaatsvervangend offer | Jesaja 53:5 | Romeinen 5:6, 8 |
40. Doorboord door handen en voeten | Zacharia 12:10; Psalm 22:16 | Johannes 20:25-27 |
41. Bespot | Psalm 22:7-8 | Lucas 23:35 |
42. Azijn gegeven voor zijn dorst | Psalm 69:21 | Johannes 19:28-29 |
43. Gebed voor wie hem vervolgen | Psalm 109:4; Jesaja 53:12 | Lucas 23:34 |
44. Soldaten dobbelen om zijn kleding | Psalm 22:17-18 | Matteüs 27:35-36 |
45. Verlaten door God | Psalm 22:1 | Matteüs 27:46 |
46. Zijn Geest toevertrouwd aan God | Psalm 31:5 | Lucas 23:46 |
47. Geen beenderen gebroken | Psalm 34:20 | Johannes 19:32, 33, 36 |
48. Zijn zijde doorstoken | Zacharia 12:10 | Johannes 19:34 |
49. Duisternis over het land | Amos 8:9 | Matteüs 27:45 |
50. Begraven bij de rijken | Jesaja 53:9 | Matteüs 27:57-60 |
51. De opstanding uit de dood | Psalm 16:10; Psalm 30:4; Psalm 49:16; Psalm 118:17 | Marcus 16:6-7 |
52. Stuurt de Heilige Geest | Jesaja 44:3; Joel 2:28 | Johannes 20:22; Handelingen 2:16-17 |
53. Richt een nieuw verbond op | Jesaja 55:3-4; Jeremia 31:31 | Matteüs 26:28; Lucas 22:20; Hebreeën 8:6-10 |
54. Zijn Hemelvaart naar de rechterhand van God | Psalm 110:1 | Marcus 16:19; 1 Korintiërs 15:4; Efeziërs 4:8 |
55. De heidenen (niet-joden) zullen de Messias zoeken | Jesaja 9:2; Jesaja 11:10; Jesaja 65:1 | Romeinen 11:25; Matteüs 4:16 |